Er zijn weinig huizen waar je welkom bent, De hond blaft je af nog eer je hebt gebeld, En achter de gordijnen herkent men jou te goed, En wees dankbaar voor de vreemde Die jou heeft gegroet. Het brood dat je kreeg toen je hongerig was, Een nieuwe sigaret toen je zelf zonder zat, En het bier dat je dronk waarvoor men niets vroeg, En wees dankbaar voor de vreemde Die jou heeft gegroet. Hat hooi waarin je sliep in een stal van een boer, En wees dankbaar voor de vreemde Die jou heeft gegroet. Elke nacht is te koud zonder dak op je hoofd, Elk huis is te groot als je zelf nergens woont, En elke weg is te lang als je niemand ontmoet, En wees dankbaar voor de vreemde Die jou heeft gegroet. Ik trek hier vandaan al weet ik niet waarheen, Waar ik morgen ben, weet god alleen, Kom luister naar mij, onthou het goed, En wees dankbaar voor de vreemde Die jou heeft gegroet.