Het einde van een zee van stammen, de bosrand komt dichterbij Door de bomen een gloed van purpuren golven Onstuimig wild nemt een moment van rust Op lang gestrekte heidegronden Van zorg en rust is hier geen sprake Noeste arbeid eist zijn tol Het schrale zand bewerkt Voor een magere oogst De Imbosscher man draagt het woud in hart en nieren. Zonder klagen Zwoegend in weer en wind Keuterboeren daadkrachtig en gehard De hei in gloed, zomerlucht stijgt op Stilte overheerst Harde windstoten verraden Het naderende onweer De zwarte lucht nadert, neemt de donder Met zich mee Bomen kraken, takken breken De aanvang van het stormgeraas De zon verjaagt de donkere wolken Eiken en berken in hun groen gewaad De morgenzon verlicht de glanzende bladeren Geuren van bemoste bosgrond stijgen op