Het is weer lintjesregen, de vorstin en haar gemaal Zijn vandaag weer zeer genegen onderdanen in de zaal Te behangen met metaal Ons behaagt het goud te geven aan de hoogste directeur Die het personeel deed beven met zijn eeuwig slecht humeur Ook een zeer bekwaam fraudeur En de zilveren onderscheiding krijgt de adjunct hoofd kommies Veertig jaar had hij de leiding zonder enig zweetverlies "Ik ben er niet" was zijn devies 'T Brons voor de onderwijzer, de concierge krijgt het tin De medaille in oud ijzer naar een nijvere boerin Moeder van een groot gezin Terwijl de lintjes nederdalen roept een man ver achteraan Hou je lompen en metalen, ik laat me niet tot ridder slaan Want ik ben geen onderdaan Laat mij maar onderaan op jullie ladder staan Die hele santekraam heeft voor mij afgedaan Al zink ik in de goot, vernikkel van de kou Al ben ik uit het lood of staat mijn blik op grauw Daar wil ik boven staan: ik ben geen onderdaan