Je komt van school al dan niet Met 'n papiertje in je hand. Dan met 'n trap de maatschappij in En aan iedereen 't land. Je haar is te lang en je ogen staan flauw En je rookt veel te veel, Ach ze kijken zo nauw En weet jij veel, je krijgt 'n meisje, Belooft haar eeuwige trouw. Ze komt mee thuis je stelt ze voor En dan ga je weer gauw. Want er is niemand die echt iets om je geeft, Je staat alleen in een wereld Die voor zichzelf leeft. Ze zeggen, doe net als een ander En loop in 't gareel, Doe je het niet, weet je wel beter, Krijg je 't mes op de keel! Je kunt op vakantie met Vijf-en-twintig piek in je zak. Je betaalt je staangeld voor je tent, Dan ben je blut, totaal platzak. Je eet van vreemden, of van vrienden mee, Je scharrelt wat bij elkaar En als ze 't zouden merken, Nou dan ben je toch nog met een paar, Maar de strijd om zelfbehoud verlies je, Omdat men dat volstrekt niet duldt. Je bent uiteindelijk zelf de dupe, Maar je pa treft alle schuld. En heb je vrienden, krijg je op je brood: Breng dat schoelie niet in huis! Men scheldt je uit voor asociale schoft En meer van dat gespuis. In onze tijd - dat komt er altijd aan te pas - Toen was de jeugd lang niet zo slecht En dan grijp je naar je jas En je denkt er over na: Is 't werk'lijk zo gesteld? En wat dan nog! Maar als je 't huis uit moet, waar haal je dan je geld?