Als kind liep ik met je hand in hand. Je liet me zoveel dingen van het leven zien. Gedachten zitten in mijn hoofd gebrand. Het was zo fijn om jou zo gezond te zien. Ik wil nog bij je zijn, maar mijn hart doet pijn. De kans die je kreeg was veel te klein. Het noodlot heeft je weggenomen. Het was een ongelijke strijd. Je bent alleen nog in mijn dromen, dicht bij mij. Je wou nog zoveel jaren verder leven. En zoveel leuke dingen met me doen. Jouw ziekte heeft helaas geen kans gegeven. Je had geen kracht, maar kon daar niets aan doen. Ik hoor nog steeds je naam, en zie je voor me staan. Veel te vroeg ben je heen gegaan. Het noodlot heeft je weggenomen. Het was een ongelijke strijd. Je bent alleen nog in mijn dromen, dicht bij mij. Zonder jou ben ik zo eenzaam. Gevoelens liggen overhoop. 'K kan mijn verdriet niet bedwingen. Hoe moet ik je zeggen dat ik van je hou. Het noodlot heeft je weggenomen. Het was een ongelijke strijd. Je bent alleen nog in mijn dromen, dicht bij mij. Ik mis je.