Ze vragen of wij wel gegeten hebben, Of onze jassen warm genoeg zijn, Hebben kusjes voor op hele zere plekjes, Geven zusjes poppen, broertjes krijgen een trein. Ze zeggen: 'Zul je niet met vreemde mannen meegaan?' En: 'Wél graag voor het donker thuis.' Weten hoe je vlekken uit een broek krijgt En hoe je kralen aan een draadje rijgt. Weten waar de sla goedkoper is, Dat je op moet letten voor de graten in de vis. Zitten aan je bed als je de bof hebt. Ze zeggen: 'Schat, je vader had dat ook.' Ze huilen als filmsterren dood gaan En bij het Wilhelmus van Nassouwe, Als iemand zo neerbuigend over buitenlanders praat En als je op een zomerdag gaat trouwen. Ze weten wat het wordt als je zwanger bent En wat je in die toestand beter niet kunt doen. Voor hen word je nooit ouder dan een jaar of elf. Ze houden meer van jou dan van zichzelf. Ze zeggen: 'Let maar op mijn woorden: Je zult nog aan mij denken als ik er niet meer ben.' Moeders.