Als 's morgensvroeg het water van de Schelde stijgt De matrozen schrobben al op het dek Als 's morgensvroeg de hoer haar eerste klant krijgt En het allereerste schip vertrekt Dan weet ik dat ik thuis ben, Dan weet ik dat ik thuis ben, Dan weet ik dat ik thuis, thuis ben Als 's middags de kathedraal staat te lonken Naar de overkant, de linkeroever Als 's middags de diamanten fonkelen En de viswijven elkaar overtroeven Ja, dan weet ik dat ik thuis, thuis ben Als 's avonds de lichten dan langzaam aan gaan En bij de griek de ouzo vloeit Als de kok, de neus en de schele, hand in hand gaan Zij houdt van mij en ik hou haar vast Dan weet ik dat ik thuis ben, Dan weet ik dat ik thuis ben, Ja, dan weet ik dat ik thuis, thuis ben Ja, dan weet ik dat ik thuis ben Dan weet ik dat ik thuis ben, Ja, dan weet ik dat ik thuis, thuis ben