Zeg stel je eens voor. Ik was een professor. Zeg stel je eens voor. Ik was razend knap. Dan zal ik meteen een onderzoek starten. Ik werden serieus en maakte geen grap. Het duurde niet lang of ik had het gevonden. Het duurde niet lang of ik had het geklaard. Want ik onderzocht waren de vitaminen. Maar niet in de groenten, ik deed ze in de taart. (Bassie lachen) Zeg stel je eens voor. Ik was een minister. Zeg stel je eens voor. Dat zou grappig zijn. Dan hoef je er niemand belasting betalen. Ook mocht je voor niks in de bus of de trein. Vakantie die duurde van maart tot September. En Acht uren werken per dag dat met vier. Ik weet niet of je wel genoeg geld verdiende. Maar ieder geval had je tijd voor plezier. (Bassie lachen) Zeg stel je eens voor. Bassie was dokter. Zeg stel je eens voor. Dat zoiets bestond. Bezocht elke dag dan al mijn patiënten. En door mijn bezoek bleven ieder gezond. Ik gaf ze geen pillen. Ik gaf ze geen drankjes. Het middel dat ik gaf dat hielp hen gezond. Ik maakte met grappen patiënten aan lachen. En lachen weet ieder dat houd je gezond. (Bassie lachen) (Prima das een mop) Zeg stel je eens voor. Ik was onderwijzer. Zeg stel je eens voor. Ik stond voor de klas. Dan werd er in mijn klas niet zo heel veel gerekend. Ook lezen en taal kwam er niet aan te pas. We deden alleen nog maar prettige dingen. En speelkwartier dat duurde minstens twee uur. En hoofdvak dat was lekker dansen en zingen. We leerde niet veel maar we hadden plezier. (Bassie lachen) Jalalalalalalaaalalal Lalalalalalalal Lalalalalalalalalalalalalalala