Ik stond laatst in de rij Auwwieje niet hej Bij de schoenslapperij Auwwieje niet hej Toen zag ik zo'n sjick, staan Die mee keuter deed aan slaan Ze deed lachen naar mij Awwieje niet hej. Dat sloeg me vol in de prij Auwwieje niet hej Dus ik vroeg toen die schat. of ze bok derop had En ze heette sjanet, van t Bila van Fred Van t sof van der sjeed Die t met iedreen deed. Ze was van spekhei Auwwieje niet hej Want dat was wat ze zei Auwwieje niet hej Ja ze was van kerkrade, ik dach goeiegenade Ze zei: kom doe uns heij Auwwieje niet hej Dan bouwe wij zouerij Auwwieje niet hej Ga je zo van sjangelere Ken je... En ze heette sjanet En wouw met me naar bed En toch liet ik der staan daar Want ze was onvertaanbaar En ze heette sjanet En wouw met me naar bed En toch liet ik der staan daar Want ze was onverstaanbaar En Ze Heete Sjanet Van ut bila van fred Van ut sof van der sjeed Die t met iedereen deed Dus moest ik naar bed Met heete sjanet