Over het water van Sint-Goedelare Daar zat een meisje met nylon haren Zat in een toren gevangen, alleen Zat in een toren van steen Was een klein vissertje, ging uit varen Over het water van Sint-Goedelare Onder die toren daar legde hij aan Zag er het meisje staan "Kom toch beneden en blijf er niet zuchten Over het watertje zullen we vluchten Is er geen trappetje, is er geen poort Is er geen zilveren koord?" "Ach," zei het meisje met nylon haren "'k Zit in die toren al zo lange jaren Nergens een trappetje, nergens een tree Nooit kan ik meer naar benee." Arm klein meisje dat zat daar gevangen Traantjes druppelden over haar wangen Vielen omlaag langs de toren van steen Druppelden één voor één Omdat het zoveel traantjes waren Steeg er het water van Sint-Goedelare Steeg ook het bootje tot vlakbij het raam Nu waren zij tezaam Toen ging het meisje met nylon haren Samen met het vissertje schuitje varen Dadada dadadadam Dadadam Nooit kwamen zij terug