De avondzon valt over straten en pleinen, De gouden zon zakt in de stad. En mensen die moe in hun huizen verdwijnen, Ze hebben de dag weer gehad. De neonreclame die knipoogt langs ramen, Het motregent zachtjes op straat. De stad lijkt gestorven, toch klinkt er muziek uit een deur die nog wijd open staat. Daar in dat kleine cafe aan de haven, Daar zijn de mensen gelijk en tevree. Daar in dat kleine cafe aan de haven, Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee. De toog is van koper toch ligt er geen loper, De voetbalclub hangt aan de muur. De trekkast die maakt meer lawaai dan de jukebox, Een pilsje dat is der niet duur. Het enige wat je aan eten kunt krijgen, Dat is daar een hardgekookt ei. Maar de mensen die zijn daar gelukkig gewoon, Ja de mensen die zijn daar nog blij. Daar in dat kleine cafe aan de haven, Daar zijn de mensen gelijk en tevree. Daar in dat kleine cafe aan de haven, Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee. Ja la la la ... Daar in dat kleine cafe aan de haven, Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee