Vitrage vlaagt wit voor het halfopen schuifraam Namiddag stadsgeluid dringt loom gesmoord door Hier in kamer 16, 1 hoog, hotel Eden Klinkt goed maar stel je er niet al te veel bij voor Het is laat op de avond, verstikkend hier binnen Balkondeuren open, onweer in de lucht Katten die janken op het plat van het schuurtje Bladstil zo lijkt het, soms plotseling een zucht Alleen de wind weet wat de wind weet Wat de wind weet dat weet alleen de wind Alleen de wind weet wat de wind weet Wat de wind weet dat weet alleen de wind Mijn koffer nog dicht, alleen mijn pak uitgehangen De hitte drukt neer als onzichtbare mist In mijn hemd op het bed, lees je brief nog eens over Maar het wit zegt weer niets dat ik nog niet wist Net de hond uitgelaten, ik tuur over een glossy Harry die slaapt al, moet vroeg weer op pad Ik dim alle lichten, wou dat het ging bliksemen Dat zou ik je schrijven als ik wist waar je zat Alleen de wind weet wat de wind weet Wat de wind weet dat weet alleen de wind Alleen de wind weet wat de wind weet Wat de wind weet dat weet alleen de wind 'T Is pikkedonker, 't is of ik je kan horen Of ik inde lobby zite van jouw hotel Ik ga naar beneden, de bar lijkt verlaten Een barman bij wie ik twee glazen bestel Jij knikt, ik knik terug, alsof we elkaar niet kennen Zo drinken wij zwijgend in het veel te hard licht Dan pak je je tas, je wilt thuis zijn voor het losbarts De tocht in de draaideur en je verdwijnt uit het zicht Alleen de wind weet wat de wind weet Wat de wind weet dat weet alleen de wind Alleen de wind weet wat de wind weet Wat de wind weet dat weet alleen de wind