Kevers lieten rond jouw ogen Mijn vriendin hun sporen na: Honderdtwintig cirkelbogen, 'T cijfer zeven en de ka. Vele jaren zijn verstreken, Groen is nu je koude mond. Noodweer doet je oog al breken, Wind fluit in je neusgat rond. En wat jij denkt ben ik niet bij machte Te doorzien, maar op een dag Gaat de kist van jouw gedachte Open met een luide slag. Dan zijn jouw zoete dromen Voor een ieder te verstaan, Dan zal je geest naar buiten stromen, Als drijfgas uit je gaan. Wil je het verlangen wachten, Dat van boven nederdaalt? Tot je adem je gedachten Diep in jou in woord vertaalt? Ingehouden als we leven Tellen we de dagen niet, Maar elk jaar is het of je even De minuten scherper ziet. En wat jij denkt ben ik niet bij machte Te doorzien, maar op een dag Gaat de kist van jouw gedachte Open met een luide slag. Dan zijn jouw zoete dromen Voor een ieder te verstaan. Dan zal je geest naar buiten stromen Als drijfgas uit je gaan.