'T Is nu al weer vier uur in de morgen Ik lig al uren naast je op het bed Ik rook van jou zo'n vieze sigaret Buiten hoor ik vreemde straatgeluiden Een of andere late nachtclub sluit Toeterende auto's, mensen roepen Lichtreclame knippert aan en uit Door de dunne stof van de gordijnen Komt het niet te stuiten neonlicht Het beschijnt de vaalgebloemde muren En jouw vredig slapende gezicht Ik ken zo goed je hoofd, je neus, je slapen Ik ken je oren, je gesloten ogen En je lippen wijken van elkaar Maar hoe langer ik naar je blijf kijken Des te vreemder wordt dan je gezicht Lijnen worden steeds maar onbekender In verwarring loop ik door de kamer Ik kijk eens naar de vreemde in het bed Hij ligt daar zo argeloos te slapen Waar heb ik mijn koffers neergezet Zachtjes schiet ik kleren aan en schoenen Naast twee blote voeten bij het einde Ligt vertrouwd mijn eigen regenjas In het schemer laat ik iemand achter Naar de metro, diep onder de grond