Ik zit in een leeg café, adem te halen. Het stormt, het regent dat het giet. Ik laat mijn gedachten maar zo'n beetje dwalen, Maar wat ik denk dat weet ik eigenlijk ook niet. Het is al donker en toch pas bij vieren, Kwart over vier misschien is het hooguit. Ik hang hier maar een beetje in mijn spieren, Ik adem in, ik adem ook weer uit. Ik zit in een leeg café zomaar te staren. Ik pluk een pluisje van mijn linker sok. Ik strijk nog maar een keertje door mijn haren, Ik kijk nog maar een keertje op de klok. Het heeft geen zin om op de klok te kijken, De wijzers lopen toch niet achteruit. De tijd blijft onverbiddelijk verstrijken, Ik adem in, ik adem ook weer uit. Ik moet eigenlijk draven, hollen, doen en sneller. Zo veel te doen in veel te weinig tijd. Ik moet iedereen nog faxen, mailen, bellen, Maar ik ben de noodzaak even helemaal kwijt. Ik zit voor het raam, al uren te dralen. De regen striemt in strepen langs de ruit. Veel verder kom ik niet dan adem halen. Ik adem in, ik adem ook weer uit