In het schemer bij de ramen Speelt zij zachtjes zijn muziek Eenmaal woonde zij hier samen Leeg is nu de akoestiek Hier sloeg zij haar allereerste tonen aan Nog voelt zij hem naast haar staan Nog kijkt zij hem vragend aan Rustig zette hij haar handen beter neer Vroeger was hij nog meneer Later hoefde dat niet meer Doelloos staart zij langs de wanden Daar hing vroeger zijn portret Met zijn mooie lange handen Op de toetsen neergezet En hij zei nog dat hij zoveel van haar hield Maar wat heeft hem dan bezield Was er niets dat hem weerhield Hij zet nu wel iemand anders handen neer Die noemt hem nu nog meneer Maar dat hoeft dus straks niet meer Met haar hoofd heel diep gebogen In het laatste middaglicht En de tranen in haar ogen Doet zij de piano dicht