Nu is het toch zover gekomen Dat jij hier naast me ligt En in de schemer van de ochtend Kijk ik naar je gezicht Je bent dezelfde maar toch anders Ik heb je zolang niet gezien Je bent ineens geen kind meer Maar zo mooi en minstens zeventien Oe belle Hélène Hélène ma belle Oe belle Hélène Hélène ma belle Ik weet niet of het goed of slecht is Dat ik met je batsen wou En wat een ander ook mag zeggen Ik vond het fijn bij jou Zoals je naast me ligt te slapen Zo heb ik jou nog niet gezien Je lijkt ineens geen kind meer Maar zo mooi en minstens zeventien Oe belle Hélène Hélène ma belle Oe belle Hélène Hélène ma belle Zei danst, zei maakt mij crazy. Tot op de grond. Likt aan dr lippen, zovan kom we maken 'n baby, Ik ben de bom. Ze weet het, oog contact met die stoute, kleine kabouters, Zie al die mannen bij mij. Vliegen als asteronauten, wij zijn de louwste, dus ze wil hangen d'r bij. Elke week op de gastenlijst, die normaal, iedereen ken d'r. Elke bekende, Wat een elende main, noem d'r een beter, ik ken d'r geen. Zo 'n vrouw. Dus ik fluister, Breng dr naar buiten, Vragen of zei - wou. Oe belle Hélène Hélène ma belle Oe belle Hélène Hélène ma belle Oe belle Hélène Hélène ma belle Oe belle Hélène Hélène ma belle