Nu daagt het in het oosten, Het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal. De duisternis gaat wijken Van de eeuwenlange nacht. Een nieuwe dag gaat prijken Met ongekende pracht. Zij, die gebonden zaten In schaduw van de dood, Van God en mens verlaten – Begroeten 't morgenrood. De zonne, voor wier stralen Het nachtelijk duister zwicht, En die zal zegepralen, Is Christus, 't eeuwig licht! Reeds daagt het in het oosten, Het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal.